
Een ijselijke kreet van een dier in doodsnood rukt me klaarwakker recht overeind in de tent. Op de bodem van de kloof in de Sierra de Segura vraag ik me af wat voor grote roofdieren hier zouden kunnen zitten en duik rillend van de vrieskou weer diep in mijn slaapzak. De volgende ochtend is het water in de bidon bevroren en terwijl Henk en ik ijlings de eerste zonnestralen aan de rand van de kloof opzoeken om gehuld in alle kleren die we bij ons hebben onze verkleumde ledematen te warmen, cirkelen de eerste vale gieren al rond op zoek naar kadavers.

Het is begin maart en drie dagen fietsen door afwisselend en veelal verlaten landschap hebben ons vanaf het vliegveld van Alicante tot in de Sierra de Segura gebracht.
De eerste dag verliep aanvankelijk moeizaam via het voortwoekerende beton aan de kust bij Arenals dels Sol en de tuinbouwgebieden bij Santa Pola. Pas voorbij Albatera werd het de moeite waard en de laatste acht kilometer naar Fortuna voerden zelfs door een spectaculair halfwoestijn landschap met ruige "ramblas" (droge rivierbeddingen). De camping in Baños de Fortuna stond tot onze verbazing bomvol met caravans en campers; allemaal Hollanders en Duitsers in de pensioengerechtigde leeftijd. 's Avonds konden we de slaap niet vatten door het continue gepiep van het stalen hek van de achteruitgang van de camping. De volgende ochtend bleek waarom: pal achter de camping dampte het water van een publiek geneeskrachtig bronnenbad waar de 65-plussers, in tegenstelling tot de officiële thermen 500 meter verderop, geen pesetas voor hoefden neer te tellen.
Carretera Cortada
Na nog even tussen de oudjes de spieren in het bronnenbad te hebben opgewarmd fietsten we de tweede dag eerst naar Cieza. Vlak na dit stadje werd het nog even spannend toen het geplande binnenweggetje langs het Embalse de Alfonso XIII een "carretera cortada" bleek. Afgesloten dus, maar een beetje fietser draait niet om voor een bordje! Na 15 kilometer over de totaal lege weg bleek in een kloof de oude weg verdwenen en een nieuwe weg 20 meter hoger langs de rotswand in aanbouw. Na een moeizame klauterpartij door een onderhoudstunnel en via de steile rotsige oever van een droge rivierbedding de kloof uit lukte het om het nieuwe tracé te bereiken en konden we verder naar Calasparra. Hier passeerde net de Ronde van Murcía en herkenden we nog diverse collega's van de RABO-ploeg voordat we het laatste stukje naar Moratalla aflegden. In een fraai park 7 kilometer buiten de stad troffen we hier een aangename luxe camping met uitstekend restaurant.
's Morgens ontbeten we op het terras in de hoofdstraat van Moratalla waar talloze gemaskerde tamboerijnspelers zich al opwarmden voor het Fiesta Nacional de Tamburón, dat dit jaar in Moratalla plaatsvond en trommelaars uit alle windstreken van Spanje naar het stadje bleek te hebben getrokken. Een jongetje in wit gewaad paradeerde uitdagend voor mijn fotocamera op en neer en sloeg de sluier van zijn Ku-klux-Clan achtige puntmuts op om beter op de foto te komen.
De rit naar Nerpio en verder was fraai en voerde over een hoogvlakte met weidse vergezichten. Verder westwaarts volgde het eerste onverharde traject en ondanks de meegenomen topografische kaarten 1:50.000 viel het vinden van de juiste route niet mee. De kaarten bleken sterk verouderd en vol met fouten!
En nu, op de vierde dag dus, zitten we onderin een kloof vlakbij Santiago de Espada. Ondanks de vrieskou popelen we om te beginnen aan het uitdagendste gedeelte van deze voorjaarstrip: 45 kilometer onverhard dwars door de Sierra de Segura.
Ik bestudeer uitvoerig de kaart en hoop dat er in de twee minuscule dorpjes die nog moeten komen voor het asfalt ophoudt voorzieningen zijn voor een fatsoenlijk ontbijt.
We klimmen de kloof uit en pellen in het maart-zonnetje laag voor laag van onze kleren af. Tot onze grote opluchting is er op het eind van San Mateo een Café Bar Cafetaria met zelfs cama's (bedden) geopend. Als ontbijt bestellen we een complete lunch met veel eieren en spek. Als we het ophebben bestel ik nogmaals hetzelfde; de waardin slaat met openlijke verbazing onze schranspartij gade.
In Caserio de Don Domingo gaat het asfalt inderdaad over in een keienweg. We klimmen geleidelijk naar de rug van de bergketen tot een hoogte van maximaal 1728 meter. In een Noordafrikaans aandoend steppeachtig landschap verschijnen steeds meer sneeuwplekken langs de weg tot we bovenop door een kale steenwoestijn met grote sneeuwvelden fietsen. Een paar keer hebben we kaart en kompas nodig bij onduidelijke afslagen, maar het vinden van de juiste richting levert geen grote problemen op. Onderweg passeren we op de bergkam 3 refugio's waarvan er één door parkwachters bemand wordt; zij zijn de enige levende zielen die we op 45 kilometer zien. In een lange geleidelijke afdaling neem ik teveel risico, laat de snelheid te hoog oplopen en maak een flinke smak over een grote kei in de berm. Gelukkig alleen wat schaafwonden. Het eerste dorpje in de bewoonde wereld zou Nava de San Pedro moeten zijn, maar dit blijkt slechts één boerenkrot te zijn met loslopend pluimvee en wat kratjes Coca Cola voor de verkoop aan de weinige passanten. Het asfalt begint pas kilometers verderop vertellen de twee bewoners ons. Na passage van het minieme stroompje van de Rio Quadalquivir, die hierbij vlakbij ontspringt, eindigt de vierde etappe met een stevige finale over de Puerto de las Palomas naar Cazorla.
De vijfde dag van Cazorla naar Huelma biedt opnieuw een uitdagend tracé, wanneer we even boven Quesada bij het begin van een onverharde binnenweg op weg naar Jódar andermaal een bordje "carretera cortada" negeren. Pas helemaal op het eind van de rammelende keienweg blijkt de reden: de overstromingen van januari hebben langs de Rio Guadiana Menor de weg half doen instorten. Geen probleem voor onze mountainbikes en ongehinderd fietsen we verder naar Huelma voor de overnachting in een hostal.
De zesde dag op weg naar Granada verlaten we nog eenmaal het asfalt in Deifontes om via onverharde wegen Cogollos te bereiken, waarna we vanuit het noorden dwars door Granada fietsen naar de camping in La Zubia.
's Avonds zitten we tevreden op het muurtje langs het terras in de Moorse wijk Albaícin, dat in de ondergaande zon een weergaloos uitzicht biedt op het Alhambra met de witbesneeuwde Sierra Nevada er glorieus bovenuit piekend.
Morgen gaan we het Alhambra bezoeken en de dag erop fietsen we weer in zes dagen terug naar Alicante.

|