Appetijtelijke Apennijnen
 
De laatste vioolklanken van het openlucht concert die over het Piazza del Mercato van Spoleto wegsterven vormen een mooie afsluiting van een weekje Toscane en Umbrië waarin we onze culturele bagage flink hebben aangevuld.

Van fietsbushalte San Piero-a-Sieve benoorden Florence voerde de route langs Poppi, Sansepolcro, Città di Castello, Umbertide, Assisi, Spello en Montefalco naar Spoleto; evenzovele stedebouwkundige juweeltjes in een landschap van tijdloze schoonheid.
Een Amerikaan met een zaktelefoon brengt midden op het plein verslag uit aan zijn familie overzee. Het wordt nu echt tijd om de lonkende Apennijnen in te fietsen.

Op het eerste colletje, de 734 meter hoge Forca di Cerro, prikkelt de lucht van verschroeide remvoeringen nog de neusgaten, maar nadat we in Triponzo op de gok het officieel voor verkeer afgesloten oude tracé van de S320 inslaan is alle irritatie snel verdwenen. Een autovrij en met losse keien bezaaid stuk asfalt voert door een ruwe kloof en mondt even verder uit op de nieuwe weg naar Nòrcia, waar in het jaar 480 St. Benedictus het levenslicht zag. Boven het fraaie Piazza San Benedetto met aan de heilige gewijde kerk en standbeeld imponeren de afgeronde kale bulten van de Monti Sibilini waar 's nachts nog wilde wolven huilen. De weg naar de 1541 meter hoge Forca Canapine ligt er uitdagend als een kaarsrecht lint omheen gedrapeerd. Terwijl Thijs vast aan de lange klim begint bezoek ik de ambachtelijke slager die met een scherp mes met de hand plakken verrukkelijke gerookte rauwe ham, specialiteit van Nòrcia, afsnijdt, koop een fles wijn, olijven, fruit en groente en zet gezwind de achtervolging in. Niente campeggio op de top, wat de Kompass wanderkarte nr. 666 hier met een symbolisch tentje situeert blijkt een besloten caravanparkje. Geen nood, elke fietsvakantie wil ik minstens eenmaal wild gekampeerd hebben, maar niet hierboven want het is berekoud. In het begin van de afdaling warmen we ons in een herberg aan een beker warme choco, op onorthodoxe wijze bereid van pure chocoladetabletten. "Vanmorgen waren de paddestoelen buiten bevroren" vertelt de waardin zodat we haar aanbod om de tent naast het huis op te zetten beleefd afslaan. We dalen door en slaan 1000 meter lager in een rivierdal de tent op.

Via het levendige bergstadje Amatrice en de verlaten oevers van het immense Lago di Campotosto, waar overal halfwilde witte Maremma schaapshonden in de berm van de weg liggen te relaxen fietsen we de volgende dag verder richting Fonte Cerreto. Even lijkt het spannend te worden wanneer een wegversperring met alarmerende borden opdoemt vlak na de afslag op de Passo delle Capanelle. Lawines en aardverschuivingen verderop en bijna 30 kilometer omrijden via Aquila helemaal onderin het dal is de boodschap. Daar moet je als fietser niet intuinen en behalve een vermorzelde vangrail blijkt er inderdaad niets loos en bereiken we zonder uitlaatgassen Fonte Cerreto.
Hier ligt op 1120 meter hoogte het dalstation van de kabelbaan naar het Albergo Campo Imperatore dat op 2130 meter aan de voet van de Gran Sasso ligt. Gran Sasso, ofwel grote steen, is met de Corno Grande (2912m) als toppunt de hoogste berg van de laars van Italië en een geliefd vakantieoord van Paus Johannes Paulus de Tweede. In de vorige eeuw nam de Italiaanse vrijheidsheld Garibaldi hier zijn toevlucht; in september 1943 zat een andere "held", de net afgezette Mussolini, hier gevangen en vroeg bevend van de hoogtevrees of de kabelbaan wel veilig was: "Niet voor mij natuurlijk, want mijn leven is voorbij, maar voor degenen die mij vergezellen."

Wat met de kabelbaan hemelsbreed in twee kilometer wordt overbrugd is over de weg 27 kilometer ploeteren. Eerst klimmen we vanuit Fonte Cerreto 13 kilometer gestaag door naar de Valico di Monte Cristo. Een korte afdaling tot 1600 meter legt vervolgens de verbluffende boomloze hoogvlakte van de Campo Imperatore bloot, 28 kilometer lang en 8 kilometer breed en omgeven door kale bergen. Dit "Binnen-Mongolië" van Italië vormde het decor voor talloze spaghetti-westerns en is buiten het filmseizoen het domein van koeien en vooral schapen, ooit meer dan 200.000, nu nog zo'n 30.000 in getal. Vanuit de grazige steppe klimt de weg nog 7 kilometer met oplopende percentages door een steenwoestijn naar het eindpunt van de kabelbaan bij het Albergo Campo Imperatore.

Er bestaan plannen om van de populaire Gran Sasso een nationaal park te maken en de door intensieve jacht verdwenen gems te reïntroduceren. Al het overige groot wild is trouwens al lang eveneens verdwenen, maar als we de volgende ochtend met bagage andermaal de hoogvlakte opfietsen ontdekken we dat de vos hier nog wèl voorkomt. Een jong exemplaar schiet weg en verstrikt zich muurvast in het millimeters dikke gaas dat boven de weg steenlawines moet tegenhouden. Na een klauterpartij op onze fietsschoentjes lukt het met het meegenomen ijzerzaagje (!), de bijtgrage bek angstvallig ontwijkend, het beest te bevrijden.

Kilometers lang friewielen we daarna met de wind in de rug over de in westelijke richting licht aflopende Campo Imperatore, klimmen nog eenmaal naar 1600 meter over de Valico di Capo la Serra en beginnen dan aan een eindeloze afdaling langs de bergdorpen Castel del Monte, Villa Santa Lucia d'Abruzzo en Ofena. Een koe die haar kalf zoogt midden op de weg, een verkoopster van vijgen op een dorpsplein en een Italiaan op een brommer wiens gelaat volledig schuilgaat achter een enorme gitzwarte baard zijn zo'n beetje de enige levende wezens onderweg.

"Sono gli ragazzi ciclisti Olandese" hoor ik twee meiden tegen elkaar zeggen als we 's avonds in Pópoli in burger door de smalle straatjes slenteren, likkend aan een gelati. Het hele dorp is blijkbaar op de hoogte van onze aanwezigheid. In deze uithoek komen zelden toeristen en de enige reden dat wij onze intrek hebben genomen in één van de twee hotelletjes die Pópoli rijk is wordt gevormd door de nabijheid van de roemruchte Blockhaus di Maiella. Hier triomfeerde Eddy Merckx in 1967 en legde er de basis voor zijn eerste zege in de Giro d'Italia. Het Maiella-massief met de 2793 meter hoge Monte Amaro (bittere berg) als dak gaat door voor een van de ongereptste en meest desolate oorden van het Italiaanse schiereiland en herbergt zelfs nog wolven en beren.

Terwijl Thijs temidden van de flanerende "ragazze" een rustdag opneemt fiets ik tussen het hectische verkeer in het dal van de Pescara naar de voet van de klim. Met een hoogteverschil van 2000 meter is het ontegenzeggelijk de zwaarste bestijging van de Apennijnen. Sommige passages vergen met 39-28 een uiterste inspanning, vooral de muur van 12% direkt na Lettomanopello. De laatste jaren komt de Girokaravaan overigens niet hoger meer dan Hotel la Maieletta (1670 meter), waarschijnlijk door ruimtegebrek op de top. De weg loopt daar dood bij een P-plaats die als een landingsbaan bovenop de smalle bergkam ligt aan de voet van een aan Madonna delle Neve gewijd heiligdom; op 2045m volgens een plakkaat èn volgens mijn altimeter en niet 2142m zoals de kaarten suggereren. Daarmee blijkt dus niet het Blockhaus maar de 2130 meter hoge Albergo Campo Imperatore het hoogst befietsbare punt van de Apennijnen. Dankbaar voor weer een mooie tweeduizender vis ik uit het gereedstaande bekertje op het altaar een Maria-medaillon dat me door mist en regen veilig door de linke afdaling naar beneden loodst.

Na Pópoli fietsen we naar het schilderachtige Anversa d'Abruzzi en door de schitterende kloof Gole di Sagittario het Parco Nazionale d'Abruzzo binnen. Het bezoekerscentrum in Pescasseroli loont de moeite maar het handjevol trieste wolven en beren in het dierenpark bezorgen me een depressie die 's avonds pas na veel vino en sambuca weer verdwijnt.

Enkele dagen later zijn we na eerst nog bij Rieti de Monte Terminillo bewongen te hebben, qua hoogte (1901 meter) en zwaarte de evenknie van de Mont Ventoux, weer in Umbrië aanbeland. We hebben nog een dag of vijf om via Chianciano, het ruwe karstlandschap onder Siena en de groene Chianti-streek tussen Siena en Florence in San Piero terug te komen. Voor ons doemt Orvieto op uit de vlakte en na al die bergen wordt het weer eens tijd voor wat cultuur. De Etruskische graven die hier in de zachte tufsteen zijn uitgehouwen en vooral de ongelooflijke in de middagzon oplichtende façade van de dom van Santa Maria mogen niet gemist worden.

Na de afzink van de steile tafelberg waarop Orvieto is gebouwd pauzeren we aan de voet alvorens koers te zetten naar het noorden. Terwijl we de panini met tomaat en mozzarella wegspoelen met cappuccino passeren voor het terras twee auto's elkaar met hoge snelheid. Beide chauffeurs zijn druk aan het praten, één hand losjes aan het stuur, de andere hand aan het oor, stevig geklemd om de autotelefoon.

Onderweg

Kaarten en gidsen
De beste fietskaarten voor Italië zijn de 1:200.000 kaarten van ANWB/Kümmerly Frei, identiek aan die van de TCI (Touring Club Italiano). Voor de hier beschreven tocht zijn nodig de nummers 7 en 8. De 1:200.000 Marco Polo kaarten van Mair voldoen ook. Voor het overzicht en de ligging van de campings is Michelinkaart 430, schaal 1:400.000, geschikt.

Er bestaan voor Italië diverse reisgidsen met praktische informatie voor wie low budget door het land trekt zoals de Let's Go Italy, de Lonely Planet Italy en de Trotters van resp. Noord-Italië en Zuid-Italië. Voor wat betreft Apennijnen en Abruzzen is de Rough Guide Italy echter de beste keus. De ietwat gedateerde bij BLV Verlag verschenen fietsgids Radtouren Toskana, Abruzzen, Süditalien biedt 35 rondritten. Verkrijgbaar bij sommige reisboekhandels.

Onderdak
Er zijn niet veel campings in de binnenlanden van Midden-Italië en bovendien blijken sommige op de (Michelin) kaart aangegeven campings niet (meer) bestaand zoals in Papiano, Navelli en Chianciano! Vanaf 1997 is in Nederland eindelijk een officiële campinggids van de TCI in de reisboekhandel verkrijgbaar. Langs de hier beschreven route zijn er campings in Spoleto, Fonte Cerreto, Castel del Monte, Anversa d'Abruzzi, Scanno, Opi, Pescasseroli, Tagliacozzo, Marmore en Lago di Corbara. Behalve wildkamperen rest als voornaamste optie het overnachten in hotels met prijzen vanaf zo'n 60 gulden voor een tweepersoons kamer.

Fietsbus
Bizz en OAD Cycletours hebben fietsbussen naar Toscane en Umbrië met Viareggio, Florence, Siena, San Piero ( even boven Florence) en Tuoro (aan het Lago Trasimeno bij Perugia) als uitstapplaatsen.

Terug