![]() |
|
De laatste vioolklanken van het openlucht concert die over het Piazza del Mercato van Spoleto wegsterven vormen een mooie afsluiting van een weekje Toscane en Umbrië waarin we onze culturele bagage flink hebben aangevuld.
Op het eerste colletje, de 734 meter hoge Forca di Cerro, prikkelt de lucht van verschroeide remvoeringen nog de neusgaten, maar nadat we in Triponzo op de gok het officieel voor verkeer afgesloten oude tracé van de S320 inslaan is alle irritatie snel verdwenen. Een autovrij en met losse keien bezaaid stuk asfalt voert door een ruwe kloof en mondt even verder uit op de nieuwe weg naar Nòrcia, waar in het jaar 480 St. Benedictus het levenslicht zag. Boven het fraaie Piazza San Benedetto met aan de heilige gewijde kerk en standbeeld imponeren de afgeronde kale bulten van de Monti Sibilini waar 's nachts nog wilde wolven huilen. De weg naar de 1541 meter hoge Forca Canapine ligt er uitdagend als een kaarsrecht lint omheen gedrapeerd. Terwijl Thijs vast aan de lange klim begint bezoek ik de ambachtelijke slager die met een scherp mes met de hand plakken verrukkelijke gerookte rauwe ham, specialiteit van Nòrcia, afsnijdt, koop een fles wijn, olijven, fruit en groente en zet gezwind de achtervolging in. Niente campeggio op de top, wat de Kompass wanderkarte nr. 666 hier met een symbolisch tentje situeert blijkt een besloten caravanparkje. Geen nood, elke fietsvakantie wil ik minstens eenmaal wild gekampeerd hebben, maar niet hierboven want het is berekoud. In het begin van de afdaling warmen we ons in een herberg aan een beker warme choco, op onorthodoxe wijze bereid van pure chocoladetabletten. "Vanmorgen waren de paddestoelen buiten bevroren" vertelt de waardin zodat we haar aanbod om de tent naast het huis op te zetten beleefd afslaan. We dalen door en slaan 1000 meter lager in een rivierdal de tent op.
Er bestaan plannen om van de populaire Gran Sasso een nationaal park te maken en de door intensieve jacht verdwenen gems te reïntroduceren. Al het overige groot wild is trouwens al lang eveneens verdwenen, maar als we de volgende ochtend met bagage andermaal de hoogvlakte opfietsen ontdekken we dat de vos hier nog wèl voorkomt. Een jong exemplaar schiet weg en verstrikt zich muurvast in het millimeters dikke gaas dat boven de weg steenlawines moet tegenhouden. Na een klauterpartij op onze fietsschoentjes lukt het met het meegenomen ijzerzaagje (!), de bijtgrage bek angstvallig ontwijkend, het beest te bevrijden. Kilometers lang friewielen we daarna met de wind in de rug over de in westelijke richting licht aflopende Campo Imperatore, klimmen nog eenmaal naar 1600 meter over de Valico di Capo la Serra en beginnen dan aan een eindeloze afdaling langs de bergdorpen Castel del Monte, Villa Santa Lucia d'Abruzzo en Ofena. Een koe die haar kalf zoogt midden op de weg, een verkoopster van vijgen op een dorpsplein en een Italiaan op een brommer wiens gelaat volledig schuilgaat achter een enorme gitzwarte baard zijn zo'n beetje de enige levende wezens onderweg. "Sono gli ragazzi ciclisti Olandese" hoor ik twee meiden tegen elkaar zeggen als we 's avonds in Pópoli in burger door de smalle straatjes slenteren, likkend aan een gelati. Het hele dorp is blijkbaar op de hoogte van onze aanwezigheid. In deze uithoek komen zelden toeristen en de enige reden dat wij onze intrek hebben genomen in één van de twee hotelletjes die Pópoli rijk is wordt gevormd door de nabijheid van de roemruchte Blockhaus di Maiella. Hier triomfeerde Eddy Merckx in 1967 en legde er de basis voor zijn eerste zege in de Giro d'Italia. Het Maiella-massief met de 2793 meter hoge Monte Amaro (bittere berg) als dak gaat door voor een van de ongereptste en meest desolate oorden van het Italiaanse schiereiland en herbergt zelfs nog wolven en beren.
Na Pópoli fietsen we naar het schilderachtige Anversa d'Abruzzi en door de schitterende kloof Gole di Sagittario het Parco Nazionale d'Abruzzo binnen. Het bezoekerscentrum in Pescasseroli loont de moeite maar het handjevol trieste wolven en beren in het dierenpark bezorgen me een depressie die 's avonds pas na veel vino en sambuca weer verdwijnt. Enkele dagen later zijn we na eerst nog bij Rieti de Monte Terminillo bewongen te hebben, qua hoogte (1901 meter) en zwaarte de evenknie van de Mont Ventoux, weer in Umbrië aanbeland. We hebben nog een dag of vijf om via Chianciano, het ruwe karstlandschap onder Siena en de groene Chianti-streek tussen Siena en Florence in San Piero terug te komen. Voor ons doemt Orvieto op uit de vlakte en na al die bergen wordt het weer eens tijd voor wat cultuur. De Etruskische graven die hier in de zachte tufsteen zijn uitgehouwen en vooral de ongelooflijke in de middagzon oplichtende façade van de dom van Santa Maria mogen niet gemist worden. Na de afzink van de steile tafelberg waarop Orvieto is gebouwd pauzeren we aan de voet alvorens koers te zetten naar het noorden. Terwijl we de panini met tomaat en mozzarella wegspoelen met cappuccino passeren voor het terras twee auto's elkaar met hoge snelheid. Beide chauffeurs zijn druk aan het praten, één hand losjes aan het stuur, de andere hand aan het oor, stevig geklemd om de autotelefoon. |
|
![]() Kaarten en gidsen Er bestaan voor Italië diverse reisgidsen met praktische informatie voor wie low budget door het land trekt zoals de Let's Go Italy, de Lonely Planet Italy en de Trotters van resp. Noord-Italië en Zuid-Italië. Voor wat betreft Apennijnen en Abruzzen is de Rough Guide Italy echter de beste keus. De ietwat gedateerde bij BLV Verlag verschenen fietsgids Radtouren Toskana, Abruzzen, Süditalien biedt 35 rondritten. Verkrijgbaar bij sommige reisboekhandels. Onderdak Fietsbus |
|
![]() |
Terug ![]() |