

|
|
Het verhaal over de geschiedenis van het ouderlijk huis van de Familie Oteman in Erlecom kunt u in uitgebreidere versie lezen in het Engels. Klik hier (zie ook het boek van Henk Oteman:” De Geschiedenis van het ouderlijk huis van de familie Oteman)
Hieronder volgt een beknopte versie
Het huis Oteman te Erlecom
Het huis heeft al een veelbewogen geschiedenis achter de rug. Het werd gekocht door Gerrits overgrootvader Coenraad Oteman (1827‑1890) op 31 januari 1868 voor Fl.2031,96. (Notariële gegevens: 3/7054‑55 3/7111 2/2785 Koop: 2/1185. )
Coenraad was in Zyfflich geboren en daar in 1857 getrouwd met Hendrina Awater (1828‑1886).
Waarschijnlijk emigreerde hij na die koop in 1868 naar Erlecom met zijn kinderen: Hendrikus (Driekus uit Erlecom 1858‑1903), Theodorus (Dorus uit Gendt 1859‑1930 ), Franciscus (Frans uit Millingen 1865‑1926) en Johannes Wilhelmus (Willem uit Amerika 1866‑1941).
Johanna Gertruda (Anna later in het klooster Zr. Nicoleta) was nog niet geboren, (* 1869.)
 Foto: Huis te Erlecom thans.
Op 17 juni 1886 overlijdt Coenraads vrouw: Hendrina Wilhelmina Awater.
(Successie 3/4260. De Vijf kinderen worden genoemd: Wilh., Anna, Hendr., Th., en Frans. De kadastr.stukken: B459 ad 400 ca., 553 ad 4110 ca., 700 ad 141 ca. en 701 ad 1983 ca. Totaal oppervlakte grond 6554 ca. (Ook worden genoemd: B472, B459, B552 en B553) en 3/7111 dd. 12‑12‑1890)

Foto: Hendrina Oteman-Awater op latere leeftijd.
Het huis en grond worden nu voor de helft eigendom van de kinderen. (Het kindsdeel voor de langstlevende partner bestond toen nog niet!) Maar de boedel bleef onverdeeld, want Anna en Willem waren nog minderjarig. Maar wel moest er successie worden betaald. In totaal Fl.2600,‑‑
Dit wordt beschreven in Reg.IV van 5/3 1889 3/7054‑55.
Wilhelmus en Anna worden hier als minderjarigen aangeduid en Hendrikus als kleermaker, wonende te Erlecom
(w.s. nog in het ouderlijk huis, want hij trouwt pas in 1892), Theodorus als smid in Gendt. (Hij was in 1884 getrouwd met Maria Sophia Geveling en werkte in de smederij van zijn schoonvader) en Franciscus als kleermaker in Millingen. (Hij was nog ongehuwd. Trouwt in 1891 met Maria Jansen)
Wij krijgen hier ook een beschrijving van de bezittingen:
B472 (later 700) Huis,erf en smederij 141 m2.
459 uitweg bosch 400 m2
552 (later 701) tuin (later boomgaard) 1903 m2
553 bouwland 4110 m2
Totaal 6554 m2
Vier jaar later op 09 juli 1890 sterft Coenraad in Gendt (w.s.bij z'n zoon Dorus in Gendt in huis) en erven de kinderen ieder 1/5 van de andere helft, die tot nu toe nog aan Coenraad behoorde.
Dit wordt beschreven op 17 november 1890 door notaris Hekking te Beek 3/7054‑55. De kinderen worden vermeld:
Wilhelmus, smid te Erlecom.
Anna, wonende te Erlecom. (ging in 1909 naar J.M.J.klooster)
Hendrikus, kleermaker te Erlecom.
Theodorus, smid te Gendt.
Frans, kleermaker te Millingen.
De notaris noteert:" Overleden: 9‑7‑1890 Coenraad Oteman (smid). Ontvangen een uittreksel uit een overlijdensregister der Gemeente Nijmegen opgegeven te zijn waaruit blijkt dat Coenraad Oteman, weduwnaar van Hendrina Wilhelmina Awater, van beroep smid, oud 62 jaren, geboren te Zifflich in Pruisen, laatstelijk gewoond hebbende te Ubbergen, is overleden den 17‑7‑1890 te Gent.(of 09‑07‑1890)
Ingeschreven ingevolge art.vijftig v.h.Burg.Wetboek. De doorhaling van 49 gedrukte woorden goedgekeurd,en het uitreksel aan deze akte gehecht."
De vijf kinderen moeten over boven reeds genoemde kadastrale nummers successie betalen. (Hier worden de nieuwe nrs:700 en 701 gebruikt. Het totaal is nog 6554 c.a.) Successie 2/8938 Reg.IV no.5/5587
Deze successierechten zijn geregeld op 12-12‑1890.
De boedelscheiding vindt plaats op 17 november 1890. Toegekend wordt aan:
Hendrik B 459 (Grindweg 400 c.a.)
B 553 (Bouwland 4110 c.a.)
B 700 (Huis.,erf en smederij 141 c.a.)
B 701 (Boomgaard 1903 c.a.)
B 903 (? 150 c.a.)
B 906 (? 4863 c.a.)
Totaal 10.708 c.a.
Theodorus B 701 (Boomgaard 1903 c.a.)
B 553 (Bouwland 4110 c.a.)
B 459 (Grindweg 400 c.a.)
B 904 (? 250 c.a.)
B 905 (? 1150 c.a.)
Totaal 7.813 c.a.
Dit lijkt erop, alsof er echt stukken naar Dorus in Gendt zijn gegaan. Ook het totale oppervlak klopt niet. (Dit moet nog eens precies worden uitgezocht. Wat inmiddels gebeurd is in het bovenvermelde boek van Henk Oteman) Het is uiteindelijk toch zo geweest, dat Hendrikus in het ouderlijk huis is blijven wonen en de andere kinderen heeft moeten uitbetalen. Hij bezat al 1/5 van de eerste helft = 2/10. Na de tweede erfenis bezat hij 4/10 en moest dus aan zijn zuster en 3 broers 6/10 uitkeren, dus ieder: 3/20. Willem ging naar Amerika, Anna naar het klooster, Dorus zat in Gendt en Frans in Millingen.
Wel vinden wij in de notariele stukken 3/7963 een vermelding van verkoop van Theodorus, smid te Gendt aan Hendrikus Oteman, kleermaker te Erlicom op 08‑2‑1892 van Ooy de nrs: B904 en 905 van 1400 c.a. voor Fl150,‑
Het lijkt er dus op , dat Dorus weer terugverkoopt. (Inderdaad, naar uit later onderzoek blijkt)
Veel ingewikkelder werd het enkele jaren later. Hendrikus stierf heel jong op 18 januari 1903 en liet Elisabeth achter met 6 kinderen: Coen, Gerrit , Wim, Jan, Truus en Diets.
Succesie 4/8578 Ooy B903,905,907,1010 en 1011, totaal 6354 ca.
Het kindsdeel bestond toen nog niet en dus hadden de kinderen recht ieder op 1/6 deel van de helft = 1/12 deel. Elisabeth hield de andere helft.
De boedel bleef echter onverdeeld, want alle kinderen waren nog thuis.
Een nieuwe complicatie kwam er op 25 oktober 1918 toen de oudste zoon Coenraad stierf.
Zijn 1/6 deel van de helft moest gedeeld worden nu tussen 5 kinderen en moeder, waarbij moeder 1/4 krijgt en de overige vijf samen 3/4 oftewel 1/5 van 3/4=3/20 elk. De 5 overgebleven kinderen bezaten dus nu 1/6 +3/20=23/120 van de helft en moeder Betje kreeg 1/4 van 1/6=1/24 van 1/2 =1/48.
De andere helft had zij nog,, dus had zij in totaal 1/2+1/48=25/48 . Ook nu bleef de boedel in de praktijk onverdeeld.
Wel heeft ieder kind alvast Fl.800,‑ voorschot gehad, behalve Gerrit.
Op 23‑05‑1909 vindt er een verkoop plaats (5/4198) van Ooy B 1197 aan Peter Bekker door Elisabeth en de kinderen.
Op 4 augustus 1929 overlijdt zoon Wim Oteman en laat Antonia van Eck na met drie kleine kinderen. Wim bezat, zoals wij boven hebben gezien 23/120 deel van de helft (Betje leefde nog). Inmiddels was het kindsdeel ingevoerd, zodat Antonia Oteman-van Eck van Wims deel de helft + een kindsdeel kreeg.
Even de notaris narekenen!:
Antonia krijgt 1/2 van 23/120 + 1/4 van 23/120 =23/192. (Reken maar na.)
En de kinderen Henk (ikzelf), mijn broers Ger en Coen ( binnen de familie Wim genoemd, na mijn vaders overlijden) elk 1/4 van de andere helft van de 23/120= elk 23/960.
Foto: Antonia Oteman-van Eck en haar kinderen Henk, Ger en Wim
Op 10 november 1930 was Betje zó oud geworden (en Gert woonde nog steeds bij haar in), dat iedereen zich afvroeg, hoe dat straks moest met deze onverdeelde boedel en vooral als Gert in het huis wilde blijven wonen. Dus stapte de hele familie naar de notaris, dwz. Truus mocht niet mee, want die zat inmiddels in het klooster in Rotterdam (1920) en er moest een speciale akte komen , zodat haar broer Jan Oteman haar kon vertegenwoordigen. Ook de kinderen van Antonia van Eck t.w.: Henk, (3 jaar), Ger (2 jaar) en Coen (1 jaar), konden niet door hun toeziende voogd vertegenwoordigd worden, daar dit Gerrit Oteman was en die had een eigen belang bij de verdeling, dus moest de Heer Kantonrechter van Nijmegen als deelvoogd benoemen voor deze gelegenheid: Mr.Joannes Henricus Jozef Schouten, die bij de notaris (Jan Jacobus Scholtens) op het kantoor werkte. (Antonia Oteman-van Eck was wel moeder‑voogdes, wat normaal is voor een weduwe met kinderen.) Diets van Eck Oteman was getrouwd en dus moest ‑ zoals dat ging in die tijd, dat getrouwde vrouwen nog niets te vertellen hadden ‑ haar man: Wilhelmus van Eck, arbeider te Leuth, naar de notaris.
Om de bedragen te kunnen vaststellen, waarop partijen recht hadden, was een commissie ingesteld, die de boel moest waarderen: Laurens Hendrikus van Raay, landbouwer te Erlecom, Gerardus van Eck, landbouwer te Leuth (vader van Wim en Antonia van Eck en waarschijnlijk door hen beiden voorgedragen) en Wilhelmus Bernardus Keukens, koopman te Leuth en werden zij allen daartoe beëdigd door de kantonrechter te Nijmegen op 29 september 1930.
Zij stelden vast, dat het te verdelen goed bestond uit:
a.Huizen, bouwland en grindweg te Erlecom, Kadaster Ooy, Sektie B nrs: 903,904,907,1010 en 1196 samen groot 61 are en 29 centiare. (Dus iets afwijkend in nrs. en oppervlakte met vroeger.!?) Zij kennen daaraan een waarde toe van: Fl.5100,‑
b.Roerende goederen, geschat op Fl.129,50
c.Dat uit den massale boedel bereids is onvangen door de deelgenoten sub 4 genoemd (Jan en Truus) en door de echtgenote onder 5 (Diets en de vader van de minderjarige kinderen,Wim) Fl.3200,‑‑ (Betje had dus elk al een voorschot van Fl. 800‑ gegeven,behalve aan Gerrit, die nog niet getrouwd was en inwoonde)
De totale erfenis bedraagt dus: Fl.8429,50
Er rustten evenwel ook schulden op de erfenis:
Het fonds voor de Rooms‑Katholieke Armen te Leuth had een hypotheek verstrekt van 1200,‑
Een dito schuld van Fl.800,‑ vlg.een akte bij de notaris op 11‑04‑1929. (Wat is dit precies geweest? De Fl.800, die Gerrit nog te goed had?)
Lopende rente: Fl.73.33
Totaal 2073,33
Het saldo is dus Fl.6356_
Betje krijgt 25/48 (de helft + 1/4) dus Fl.3310,52
Antonia en haar kinderen, Henk, Ger en Wim (Coenraad) samen 23/240 gedeelte =Fl.609,13
Jan, Truus, Gert en Diets ook elk Fl.609,13
De notaris bepaalt verder:
Antonia en de kinderen hebben reeds samen Fl.800, gehad evenals Jan, Truus en Diets, zodat zij eigenlijk elk Fl.190,87 zouden moeten teruggeven, maar Betje schenkt hen die momenteel kwijt en ook aan Gerrit, die daardoor nu ook Fl.800,‑moet krijgen.
In totaal is dat 5 maal 190,87 = Fl.954,35. Het gebeurt wel onder voorwaarde, dat deze bedragen bij haar nalatenschap worden ingebracht.
Aan Betje is dan nog slechts verschuldigd het bovengenoemde bedrag van Fl.3310,57 minus Fl.954,35 = Fl.2356,17 en Gerrit moet nog Fl.800, krijgen.
Gerrit neemt op zich de schulden te voldoen ad Fl.2073,33 en aan Betje uit te keren Fl.2356.17.Dat is in totaal dus Fl.4429,50. Hij neemt dus in feite alles over. In werkelijkheid hoeft hij die Fl.2356,17 niet te betalen op voorwaarde dat:
1. Hij binnen 3 maanden na het overlijden van Betje aan Henk, Ger en Wim, (de minderjarige kinderen van Antonia Oteman van Eck) samen Fl.300,‑ betaalt, evenals aan Jan en Diets.
2.Hij gedurende het leven van Betje haar kosteloos kost en inwoning, verpleging, verzorging, geneeskundige hulp en bewassching verschaft en na haar dood voor een passende begrafenis, volgens haar stand, zorgt.
3.Indien Betje hiervan geen gebruik wenst te maken hij haar wekelijks Fl.3‑ zal betalen en na haar dood voor de bovenomschreven begrafenis zal zorgen.
4.Hij een derde hypoheek zal opnemen tot zekerheid van de uitkering aan de minderjarigen.

Foto: Betje Oteman-Barten op latere leeftijd
De getuigen bij deze akte waren: Bernardus, Johannes, Maria, Antonius Jannink, boekhouder, wonende te Nijmegen en Cornelis, Marinus de Graaf, rijksklerk , wonende te Nijmegen.
Betje overlijdt al enkele maanden later op 25 mei 1931. Precies op de dag dat zij begraven werd zouden Gerrit en Lena trouwen in de kerk in Leuth. Dat is nu in alle stilte 's avonds te voren gebeurd.
Jan , die sinds zijn huwelijk in 1928 in Ubbergen woonde, was begin Maart naar Lobith verhuisd, om daar te werken op de steenfabriek, maar hield het daar maar een maand uit. Door bemiddeling van Toon Wulterkens, steenfabrieksbaas in Wijk bij Duurstede en getrouwd met Antonia Oteman-van Eck’s zuster Grada van Eck, vertrok hij op 8 april 1931 naar Wijk bij Duurstede als onderbaas.
Aan de akte van boedelscheiding hangt een verklaring, waarin Antonia (moeder voogdes), Jan (thans wonende te Wijk bij Duurstede), Truus (religieuze te Amsterdam) en Wim van Eck
(getrouwd met Diets Oteman) verklaren, dat Gerrit de Fl.300,‑ aan de minderjarigen inderdaad heeft uitgekeerd.
De akte is door allen getekend, behalve door Truus en voorzien van een zegel van Fl0,10
Gerrit overlijdt op 27 maart 1957 en laat moeder Lena achter met 7 jongens waarvan de oudste 25 was. Allen woonden nog thuis.
Op 27 december 1975 overlijdt Lena. Er wonen dan nog drie jongens thuis, waarvan er een in 1985 (Bep) overlijdt en de jongste Gerard het huis uittrekt..
Momenteel woont alleen Willie nog in het voorouderlijke huis.
|